De procedure voorzien bij wet van 30 december 1975 betreffende de goederen, buiten particuliere eigendommen, gevonden of op de openbare weg geplaatst ter uitvoering van vonnissen tot uitzetting is opgeheven. Sinds 1 september 2021 geldt de regeling uit de Wet van 4 februari 2020 houdende boek 3 “Goederen” van het Burgerlijk Wetboek, in het bijzonder artikelen 3.58 en 3.59:
Het toewijzingsreglement 'Gevonden en in beslag genomen goederen' werd aangepast aan de Wet van 4 februari 2020 houdende boek 3 “Goederen” van het Burgerlijk Wetboek.
Geen financiële weerslag, behalve eventuele inkomsten bij een openbare verkoop of eventuele vergoedingen aaneen eigenaar of rechthebbende die zich binnen de wettelijk voorziene termijn kenbaar maakt.
Naar aanleiding van de wijziging van het burgerlijk wetboek werd de huidige procedure 'gevonden en in beslag genomen goederen' afgestemd op de nieuwe wetgeving.
De gemeente of vinder is in elk geval verplicht de goederen 6 maanden te bewaren, tenzij het gaat om goederen die snel bederven of schadelijk zijn voor de openbare hygiëne, gezondheid of veiligheid óf fietsen. Fietsen moeten maar 3 maanden worden bijgehouden. Is de termijn verstreken, kan de gemeente of de vinder op een economisch verantwoorde wijze beschikken over de zaak. Dit kan verschillende zaken betekenen:
Ingeval van verkoop moet de gemeente de opbrengst ter beschikking van de eigenaar of van zijn rechtverkrijgenden houden. Het voorwerp blijft toebehoren aan zijn oorspronkelijke eigenaar en de gemeente of vinder wordt slechts eigenaar vijf jaar na de opname in het register voor zover de oorspronkelijke eigenaar zich niet kenbaar heeft gemaakt.
De gemeente heeft een retentierecht, zolang de eigenaar de verplichting tot vergoeding van de redelijke kosten van bewaring, behoud en opsporing niet heeft nagekomen.
De raad voor maatschappelijk welzijn neemt kennis van het aangepast toewijzingsreglement betreffende gevonden en in beslag genomen goederen.